Zou ik daarmee kunnen leven, met een slecht afscheid?
“Wat is je grootste angst?”, vroeg een vriend me plotseling op een borrel, een jaar of negen geleden. “De mijne is dat mijn ouders ernstig ziek worden”, zei hij toen ik niet meteen antwoordde. Ik dacht erover na en voegde toe: “Ik ben bang dat ik niet de gelegenheid krijg om afscheid van ze te nemen.”
Nog steeds is dat een angst van me, pas afscheid van geliefden te nemen als het al te laat is. Als ze er niet meer zijn. Daarom probeer ik nu al te zeggen en te vragen wat er op mijn hart ligt en mooie herinneringen te maken, maar vaak genoeg blijft dat bij een voornemen; het alledaagse leven slokt je toch weer op, zodat je niet iedere dag stilstaat bij de vergankelijkheid van het leven – en dat is op zich maar goed ook.
Toen we ruim 2,5 jaar geleden te horen kregen dat mijn vader ernstig en ongeneeslijk ziek was, wist ik: ik moet afscheid nemen. Maar ook: ik kán afscheid nemen. Hoewel mijn eerdere angst was die gelegenheid niet te hebben, kwamen er andere angsten en tegenstrijdige gedachten in me op. Want was mijn mogelijkheid tot afscheid nemen zijn lijden en hem zien lijden waard? En hoe lang hadden we eigenlijk nog? Wanneer doe je dat dan, afscheid nemen? En hoe? Moet ik me focussen op wat hij nog wil of op wat ik nog wil? Het was er niet makkelijker op geworden; nu had ik de mogelijkheid om afscheid te nemen, maar nog steeds was ik bang. Bang om het niet goed te doen. Zou ik daarmee kunnen leven, met een slecht afscheid?
Al snel leerde ik dat ik het niet zo moest overdenken, maar dat ik moest voelen. Wat voelt goed? En dat dan doen. Uit mijn hoofd, in mijn lijf en in de actiestand. Ik moest de gedachte van een ‘perfect’ afscheid laten gaan en besloot me vooral te focussen op wat voor mij nodig was om na zijn dood verder te kunnen én wat ik hem nog wilde geven in deze fase van zijn leven. We hebben uiteindelijk nog bijna anderhalf jaar samen gehad en daar ben ik heel dankbaar voor. Want ik heb de tijd gekregen die ik nodig had om aan het idee te wennen (voor zover dat gaat), voor mezelf te bepalen wat ik hem wilde geven, wat ik mezelf wilde geven én dat ook daadwerkelijk uit te voeren. Ondanks dat het me pijn deed om hem zo ziek te zien en hem te zien lijden onder de gedachte dat hij dit niet zou overleven, heeft het mij heel erg geholpen in mijn rouw om te weten dat het ging gebeuren. Ik begon namelijk al met rouwen toen hij er nog was: ik rouwde om wat er ging komen, maar ook om het leven dat toen al niet meer zou worden zoals het was, om onze familie die niet meer was zoals die was en ook niet meer zou worden. Voorrouw.
Ik heb hem gevraagd wat ik wilde vragen en gezegd wat ik wilde zeggen. In brieven, verhalen, kaartjes, tussen luchtige gesprekjes door terwijl ik op de grond naast zijn bed zat, tijdens een klein wandelingetje, in de cadeaus die ik hem gaf. Ik schreef een boek(je), want schrijven is voor mij de beste manier om goed uit mijn woorden te komen en mijn gedachten op orde te krijgen. Het werd een boek met 29 mooie herinneringen met hem. Ik wilde ze met hem delen nu hij er nog was, in plaats van dat ik ze op zijn begrafenis zou delen met zijn nabestaanden.
Klaar voor zijn dood zou ik nooit zijn. Maar ik kijk door ons afscheid niet alleen met pijn en verdriet terug op zijn ziekte en zijn overlijden, maar ook met dankbaarheid en liefde voor de mooie momenten die we nog hebben mogen beleven samen. Ik kon zijn dood beter accepteren dan ik vooraf had gedacht.
We hebben niet altijd de mogelijkheid om afscheid te nemen van onze geliefden en dat blijft mijn angst. Juist doordat ik weet hoe het me heeft geholpen dit wel te kunnen doen. Maar het heeft me ook nog meer doen beseffen: maak de momenten die je samen hebt nu ook waardevol. Want je weet niet hoe lang je nog samen hebt.